Opdracht 2: Ongewenst gedrag in de kapsalon. Hoe ga ik hiermee om?

Ongewenst gedrag in de kapsalon. Hoe ga ik hiermee om?
In deze opdracht ga je met de mbo-leerlingen in gesprek over ongewenst gedrag die ze kunnen ervaren van hun klanten en of collega´s.
In de maatschappij waarin we leven is je mening geven van essentieel belang. Als men dit niet doet is de kans groot dat erover hun heen gelopen wordt. Wat vroeger niet werd uitgesproken nemen de jongeren van tegenwoordig geen blad voor hun mond. Mensen met hogere positie denken vaak dat ze alles kunnen zeggen en verwachten geen tegenspraak van de andere partij (Machtsmisbruik). Ook in de kapperswereld kan men daar mee te maken krijgen. Uit de verschillende interviews die we hebben afgenomen en vanuit de ervaring perspectief van Britt, Miranda en Gerjanne is naar voren gekomen dat klanten maar vooral hun directe collega´s of leidinggevende hun ongevraagde mening geven over de werkwijze van andere collega's. Dit gebeurt meestal niet op een nette manier en in het bijzijn van klanten of andere collega´s. Uit de verhalen is gebleken dat de medewerkers vaak hierdoor worden overvallen en zich geen houding weten te geven. Ongewenst gedrag leidt vaak naar weerstand op. Als weerstand zich opdoet kan zich dat uiten in twee vormen. "Vluchten of "Vechten". Voorbeelden van vlucht gedrag zijn: Ja zeggen nee bedoelen, de ander ontwijken en doen alsof er niks aan de hand is. Hoe reageert een leerling/stadigere of een werknemer. Stagiaires en beginnende werknemers kiezen vaak om vluchten. Ze zijn bang om hun baan of hun stageplek te verliezen en of geen promotie meer te kunnen maken. Om ongewenste situaties te voorkomen is het handig om weerstand bij een ander te herkennen maar ook bij jezelf. Soms is het verstandig om inderdaad niks te zeggen. Maar hoe belangrijk is het dat je met je plezier naar je werk of stage gaat en dat je niet over je heen laat lopen. Omdat de kappersopleiding nauwelijks of geen vakken biedt waarbij de leerlingen gesprekstechnieken kunnen leren waarbij ze leren omgaan met dit soortgelijke situatie hebben wij ervoor gekozen om deze opdracht te maken.
Middels deze opdracht leren de leerlingen:
De leerlingen leren hun eigen weerstand te herkennen.
De leerlingen leren weerstand te herkennen bij een ander.
Hoe ze op een nette en snelle manier nee kunnen zeggen als ze iets niet willen.
De opdracht:
Introductie:
Nadat de docent de leerlingen heeft verwelkomd geeft hij een kleine introductie over ongewenste situaties die zich kunnen voordoen tijdens werk of stages. Deze les is een vervolg van de voorgaande les waarbij de leerlingen bewust werden gemaakt op hun eigen gedrag. Hij legt uit waarom het belangrijk is om weerstand te kunnen bieden in sommige situaties. Om de leerlingen op gang te helpen kan de docent ervoor kiezen om zelf een persoonlijke ervaring met de leerlingen te delen. Nadat de docent zijn ervaring heeft gedeeld met de klas, verdeelt hij de klas in groepjes van 4.
In dit gedeelte van de les staan de ervaringen van leerlingen centraal. De groepjes krijgen 20 minuten om hun persoonlijke ervaringen met elkaar te delen. Om het gesprek opgang te krijgen kan de docent deze vragen vooraf uitdelen op een stencil.
-Wat gebeurde er vooraf?
-Wat vond je niet je niet fijn?
-Is er iets gezegd wat onprettig was?
-Keek de ander op je neer?
-Voelde je gepasseerd?
-Werd je in een bepaalde hoek gedreven?
-Wat deed het gedrag van de ander met je?
Na afloop van deze opdracht vraagt de docent aan één of twee leerlingen of zij klassikaal hun verhaal willen delen met de klas.
De volgende opdracht gaat over hoe de leerlingen zich eigenlijk hadden willen gedragen op dat moment?
Opdracht 2: Fight for your right!
Het is belangrijk om nee te durven zeggen!
De opdracht is bedoeld om de leerlingen een handelingstool mee te geven van hoe zij op een snelle en nette manier nee kunnen zeggen tegen hun begeleider.
De docent laat de leerlingen in een kringvorm staan. De leerlingen krijgen een casus te horen van de docent. Na dat de leerlingen de casus hebben gehoord is het de bedoeling dat de leerlingen actief mee gaan doen.
De Casus:
Het is donderdag avond en het is ontzettend druk in de kapsalon. Je hebt zelf nog drie afspraken staan. Je wilt graag doorwerken om redelijk op tijd klaar te zijn. Je collega's werken daarentegen niet zo hard door en babbelen graag met de klanten. Richting sluitingstijd zijn zij zoals altijd niet klaar met hun werk. Het gevolg hiervan is dat je dagelijks schoonmaak werk doet van een ander. Nadat je klaar bent met je klanten vraagt je leidinggevende vraagt jou om alvast te beginnen met schoonmaken. Je bent het zat en zegt ditmaal nee.
De opdracht:
Ik zeg nee....
De regels hierbij zijn dat ze geen negatieve woorden mogen gebruiken zoals: NIET, GEEN, JAMMER, HELAAS, LASTIG, BOOS etc. De leerling krijgen 10 sec de tijd om hun zin zo goed mogelijk te formuleren. Indien de leerling een negatief woord gebruikt of niet binnen 10 sec reageert is die af en mag dan niet meer mee doen.
Omgaan met negatieve beeldvorming | Uitdeklas.nl. (z.d.). Geraadpleegd 21 juni 2019, van https://www.uitdeklas.nl/werkvorm/omgaan-met-negatieve-beeldvorming/