Opdracht 1: Op het eerste gezicht

Met dit spel ga je met de mbo-studenten in gesprek over vooroordelen.
Vooroordelen ontstaan automatisch, of je het nu wil of niet. Voordat je het zelf in de gaten
hebt, kun je iemand al afwijzen vanwege iemands uiterlijk. Je vormt al jouw
eigen mening over deze persoon. Door dit spel leren de studenten welke invloed
zij hebben op wat je doet met de vooroordelen die jezelf al gecreƫerd hebt. In de kapsalon zijn er namelijk al veel vooroordelen. Kappers zouden 'dom' zijn, laagopgeleid, stagiairs kunnen niks etc. Het spel kan de student meer inzicht geven om de persoon beter te leren kennen, i.p.v. gelijk uit te gaan van hun eigen eerste indruk en vooroordelen. Het gebeurt niet alleen bij hen, maar zij doen dat ook bij de klanten.
Middels dit spel leren de studenten:
- Dat de student door hun eerste indruk mensen al indelen
- Dat de student van iemand eerste indruk al eigenschappen aan koppelt
- Dat de student door hun eigen ervaringen, maar ook door de media een mening
vormen over anderen, wat soms leidt tot negatieve associaties bij een bepaalde groep.
- Dat de student zelf andere beoordeelt en veroordeelt, maar dat het andersom ook
gebeurt.
- Dat de student iemand beter zou leren kennen om ook de andere kanten van iemand
te zien (handelingsalternatief).
Speluitleg:
De docent is de spelleider. Het spel bestaat uit vier sets van zestien kaarten.
Bij de eerste set kaarten staan de personen als zichzelf en serieus kijkend op
de foto. Bij set twee lachen de personen. Bij set drie staan korte
omschrijvingen van de personen en bij set vier staat een uitspraak bij elke
persoon. Het spel is niet gericht op de kappersbranche, maar zeker inzetbaar voor de leerlingen van de kappersopleiding. Je kunt de vragen in het spel ombuigen. Zo staat er gedurende het spel de vraagt centraal: ''Naast wie wil jij zitten?'' Deze vraag kun je veranderen in: ''Wie zou jij willen knippen?'' Na elke spelronde leer je de persoon achter de kaart beter kennen. Er komen meerdere vragen aanbod zoals: ''Waarom kies je nou voor hem of haar? Of juist waarom wil je hem of haar nou juist niet knippen?'' Aan het begin van het spel maak je een keuze op basis van je eerste indruk. Aan het eind van het spel maak je een keuze op de gegeven kennis die je hebt gekregen over de personen. Je kunt de leerlingen vertellen, dat je de vragen die aanbod komen in het spel ombuigt zodat het past bij de kappersopleiding. Je kunt er ook voor kiezen om alle vragen al van te voren om te buigen (Annefrankstichting, n.d.).
Het spel kun je bestellen op: https://www.annefrank.org/nl/educatie/product/32/op-het-eerste-gezicht/ . Ook is het spel te vinden in de bibliotheek op de HU.
Waarom dit spel?
Ieder mens heeft een eigen referentiekader. Je hebt jouw eigen kennis,
verklaringen en oordelen over jouw omgeving. Ook jouw opvoeding en het
onderwijs wat je hebt gevolgd, vormt jouw referentiekader. Het kan zijn dat
jouw ouders negatieve opvattingen hebben over bijvoorbeeld 'de' Duitser,
vanwege de tweede wereld oorlog. Alle Duitsers zijn, volgens
hen, slecht. Deze opvattingen doen ook iets met jouw referentiekader.
Indirect wordt er bij jou een beeld gevormd over 'de' Duitsers. Het kan zijn dat
je er zelf ook in gaat geloven dat Duitsers slecht zijn, terwijl je nooit een
ervaring hebt gehad met Duitsers. Wanneer wij in een nieuwe sociale situatie
komen vallen we terug op ons referentiekader. We grijpen terug naar onze
eerdere ervaringen/opvattingen. Ieder mens heeft een stereotype. In dit
geval is het 'de' Duitser. Iemand wordt dan niet meer gezien als persoon, maar
als iemand die bij een groep hoort. Vaak worden deze stereotypen geleerd door
andere mensen. We hebben van te voren al veel vooroordelen. Bij vooroordelen
blijf je vasthouden aan de negatieve stereotypen. Gelukkig is je
referentiekader niet onveranderlijk. Door nieuwe ervaringen op te doen of om
over meer kennis te beschikken kan jouw referentiekader veranderen (De Jager,
Mok, & Berkers, 2014).
Door de leerlingen bewust te maken over hun eigen vooroordelen middels dit
spel, kunnen zij achterhalen of deze vooroordelen wel terecht zijn of waar
de vooroordelen vandaan komen. Als de leerlingen hier bewust van zijn, kunnen
zij proberen om hun referentiekader aan te passen en kunnen zij proberen om
objectiever naar de persoon te kijken.